Kolk/Wiel
Kolken zijn waterplassen die zijn gevormd bij een dijkdoorbraak in het verre verleden. De vorm en de plaats zijn karakteristiek voor het gebied. Het materiaal dat bij een dijkdoorbraak werd uitgeschuurd werd achter de kolk afgezet. Deze zogenaamde overslaggronden zijn vaak gebruikt om boomgaarden aan te planten. De oudste kolken dateren van de vroege middeleeuwen. Ze liggen vaak tegen een dijk die na de doorbraak om de kolk heen is gelegd.
Kolken zelf kunnen vele meters diep zijn. Kolken worden ook wel wielen of waaien genoemd afhankelijk van de streek. Buitendijks gelegen kolken zijn vaak weer dichtgeslibt en nog te herkennen aan een kronkel in de dijk. Binnendijks gelegen kolken verlanden maar langzaam door hun grote diepte. Een kolk is belangrijk als biotoop voor amfibieën en bepaalde vogelsoorten. De ecologische waarden van kolken zijn erg groot. Ze vergemakkelijken de verplaatsing van plant- en diersoorten van de ene biotoop naar de andere, de zogenaarmde stepping stone functie. Hun grote natuurwaarde danken ze daarnaast aan hun geïsoleerde ligging; daardoor bevatten ze vaak relatief schoon water, soms zelfs kwelwater. Soms wordt ze ook gebruikt voor het drenken van vee.
DEFINITIE
Een kolk is een vlakvormig landschapselement aan een van de beide zijden van een dijk gelegen waterplas die is ontstaan door een dijkdoorbraak. Het element heeft een oppervlakte van tenminste 0,1 hectare.
RANDVOORWAARDEN
- De kolk heeft een duidelijke landschappelijke relatie met een (historische) dijk.
- De historische of natuurlijke contouren worden behouden.
- Minimale oppervlakte van de kolk is 1000 vierkante meter
- Een kolk is vlakvormig element dat wordt gevoed door grond- en regenwater.
- De waterdiepte van de kolk is in de diepste delen voor het grootste gedeelte van het jaar tenminste 2 meter. Periodiek droog vallen is niet toegestaan.
- Er mag geen water ontrokken worden aan de kolk anders dan voor de drenking van vee.
- De kolk dient te worden gevrijwaard van gebiedsvreemd water, voeren/houden van eenden of ganzen, uitzetten van vissen.
- Maximaal 50% van de oeverlengte is begroeid met inheemse bomen en/of struiken
- Er bevindt zich geen uitheemse beplanting nabij het element.
- Het wateroppervlakte van een kolk moet voor tenminste 30% bestaan uit open water zonder waterplanten; overtollige beplanting moet worden verwijderd.